taal en taalkundeTaal en taalkunde. Tegenwoordig zoek je alles over taal en grammatica ‘gewoon’ op.

Taal en taalkunde

Taalkunde

Als je een woord of hele zin niet begrijpt, pak je je woordenboek of je kijkt op Google. Je leest daar niet alleen hoe je het uitspreekt maar vindt welke betekenissen het heeft. Wil je dieper op de materie? Zijn er op dit moment regelmatig spel- en andere televisieprogramma’s die de werking van taal in de hersenen gebruiken en toelichten. Taalkunde op zich is pas rond 1800 ontstaan. Toch waren er ook vroeger al mensen die dit onderwerp interessant vonden. Woordenboeken  waren er al voor 1800. Na 1900 werd het pas een officiele universitaire studie.

Niets is zo leuk als speculeren over de oorsprong van menselijke taal. Waar komt het (woorden en gezegdes bijvoorbeeld) vandaan en hoe heeft het zich ontwikkeld. Niet onbelangrijk dus. Moeilijk om te onderzoeken omdat we veel zeggen en er vaak weinig van overblijft. Soms letterlijk …

Plato en Aristoteles

Plato en Aristoteles

Natuurlijk gaan we terug naar de klassieke oudheid. Plato en Aristoteles dachten al na over of de taal gezien moest worden als een natuurverschijnsel of als resultaat van menselijke afspraken. Het inzicht dat er verschillende soorten woorden zijn is al net zo oud. Aristoteles onderscheidde drie woordsoorten: naamwoorden, werkwoorden en verbindingswoorden (zoals maar, en, omdat). Dat breidde zich al snel uit tot woordsoorten zoals voornaamwoorden, voorzetsels en bijwoorden. Uiteindelijk bleek het meer filosie dan taalwetenschap (schrijfvaardigheid) te zijn dachten ze. Nu in de 21e eeuw zijn we nog alle dagen bezig met de ontwikkeling van onze taal.

Grammatica

Grammatica

e schrijvers van rond de 1800 volgden grammatica volgens (toen) logische principes. Ze bouwden op de Griekse en Latijnse grammatica en brachten taalkunde als een volwaardige wetenschap naar buiten. Het ging toen ook vooral om taalvergelijking en taalgeschiedenis. Dus het systematisch beschrijven en het verklaren van de ontwikkeling.  Aan het eind van de negentiende eeuw werd de taalwetenschap veelzijdiger. Na 1900 zag je ook onderwerpen die gingen over dialecten en taalpsychologie in samenhang met het aangeboren taalvermogen van de mens. In Nederland zag je dezelfde ontwikkeling als in de rest van de wereld. Onze eerste woordenboeken verschenen zelfs al in de zestiende eeuw. Tot die tijd was het Latijn vooral belangrijk bij de kerk en de ambtenarij. Pas later, toen de republiek der Nederlanden ontstond, kwam er een standaardtaal.

Het Middelnederlands werd tussen 1200 en 1500 gesproken. Niet meer dan een soort dialect. Verstaanbaar voor velen die in hetzelfde gebied leefden. Niet belangrijk hoe je precies iets wilde vertellen, omdat er in die tijd weinig op schrift werd gesteld en er veel mensen waren die analfabeet waren.  Een krantje lezen behoorde nog niet bij het leven zeg maar. Als het maar duidelijk was dat je een koe voor twee geiten wilde ruilen zeg maar.